START

RECREATIE

MAGAZINE

NATUUR

HISTORIE

EDUCATIE

OVER ONS

LOGIN

 
 

Bomen Planten Insecten Libellen Vlinders Vogels Vissen Zoogdieren


Vlinders communicatie

De vlinder heeft een redelijk tot goed gezichtsvermogen.
Proeven hebben uitgewezen dat vlinders ook ultraviolet kunnen waarnemen. Hiermee kunnen ze het zogenaamde 'honingmerk' (vlekjes op de bloemblaadjes) zien die aangeven de bloem honing bevat.

Als twee vlinders elkaar ontmoeten 'bekijken' ze elkaar door in een spiraal omhoog te vliegen waarbij ze middels de lichtval op de vleugels kunnen vaststellen of ze met het juiste soort en geslacht van doen hebben.

Een aantal vlinders (voornamelijk nachtvlinders) beschikken over zenuwcellen die via de gehoorgangen in staat zijn om geluiden rond de frequentie van 40 KHz. te detecteren. Deze frequentie is niet toevallig. Het sonarsysteem van vleermuizen namelijk werkt op dezelfde frequentie en het is voor de vlinder van levensbelang om te weten wanneer er een aankomt.

Vaak laten ze zich pardoes uit de lucht vallen als ze de ultrasone geluiden van een vleermuis horen. Een klein aantal (nacht) vlinders zijn zelf ook in staat om geluiden als sjirpen, trommelen of fluiten te produceren en dat komt ze goed van pas. Ze kunnen hiermee aan de vleermuis kenbaar maken dat ze vlinder zijn en voor hen dus niet eetbaar.

Ruiken doen vlinders met hun voelsprieten. Een neus hebben ze niet. Geuren zijn heel belangrijk, zoniet van levensbelang, voor vlinders. Ze communiceren ondermeer d.m.v. geurstoffen, zogenaamde feromonen.

Dit zijn hele kleine hoeveelheden geurstoffen die voor de mens niet te ruiken zijn. Vlinders kunnen deze stoffen vanaf grote afstand ruiken. Het bewijs hiervoor werd aan het einde van de negentiende eeuw bij toeval geleverd door de Franse entomoloog Jean-Henri Fabre.

Fabre
Hij had in zijn laboratorium een Grote nachtpauwoog in een metalen kooi gezet en tot zijn verbijstering kwamen daar hele zwermen mannetjes op af. Telkens in de avond en op hetzelfde uur kwamen de mannetjes terug en Fabre telde er in acht avonden wel 150 stuks.
Toen hij echter besloot om het vrouwtje onder een glazen stolp te zetten hielden de bezoekjes plotseling op. Vervolgens besloot de nieuwsgierig geworden entomoloog om de vlinders op een dwaalspoor te brengen door in de kamer waar het vrouwtje zich bevond sterk ruikende stoffen neer te zetten. Maar noch petroleum, naftaline, lavendel, tabak of andere sterke geuren belette de mannetjes om de minieme hoeveelheden feromonen die het vrouwtje uitscheidde te ruiken en ze bleven dan ook onverminderd terugkomen.

'Het was een gedenkwaardige avond, die ik zal aanduiden als de nacht van de Grote Nachtpauwoog'. Zo begon de Franse entomoloog Jean Henri Fabre (1823 - 1915) zijn verhaal over de ontdekking van de geurstoffen die de wijfjesvlinders uitscheiden om de mannetjes naar hen toe te lokken om te paren. We vervolgen het relaas van Fabre; 'Op 6 mei 's ochtends, komt een vrouwelijke vlinder te voorschijn uit de cocon op mijn laboratoriumtafel. Om haar te bestuderen houd ik haar gevangen onder een klok van metaalgaas, het is de macht der gewoonte: altijd opletten wat er gaat gebeuren. Het bleek een gelukkige inval!

Opschudding
Om negen uur 's avonds, als het gezin juist bezig is naar bed te gaan, ontstaat er plotseling grote opschudding in de kamer naast de mijne. De klein Paul, half ontkleed, rent rond als een gek, springt en stampt en gooit de stoelen omver. 'Kom gauw!' schreeuwt hij. 'Kom kijken! Allemaal vlinders! Zo groot als vogels! De hele kamer vol!'. Als ik binnenstorm zie ik dat zijn enthousiaste geschreeuw alleszins gerechtvaardigd is; het is een invasie zoals we die in dit huis nog niet eerder gezien hebben'. Met een kaars in de hand gaan we mijn studeerkamer binnen. Daar wacht ons een onvergetelijk schouwspel. Met zacht gefladder vliegen de grote vlinders rond de gazen klok met de wijfjesvlinder. Ze komen op de kaars af en slaan die uit met een vleugelslag; ze landen op onze schouders, klimmen in onze kleren, lopen over ons gezicht. Het lijkt wel tovenaarsgrot met fladderend vleermuizen; er zijn minstens veertig in huis'. Tot zo ver Fabre's relaas.

Lokstoffen
Nieuwsgierig als hij was zette hij in 1879 experimenten op om er achter te komen hoe de mannetjesvlinders het geïsoleerde wijfje hadden kunnen vinden. Het is dan ook Fabre die de eer toekomt om als eerste te bewijzen dat vlinders gebruik maken van lokstoffen (feromonen) en pas 70 jaar later isoleerde wetenschappers van het Max Planck Instituut in Duitsland de lokstoffen van een zijdevlinder. Jean Henri Fabre was in vele opzichten een bijzondere man. Na een leven van armoede en tegenslagen besloot hij op 60 jarige leeftijd het roer radicaal om te gooien. Hij betrok een huis in Serignan, een dorpje in de Vaucluse en zette met veel energie zijn eigen laboratorium op.

Isolatie
In zijn laboratorium leidde hij een wat geïsoleerd bestaan en kreeg weinig waardering van collega entomologen. "ze geven een fortuin uit aan sterke microscopen" riep hij op een dag "gevoelige instrumenten, boten, bemanningen, alles om uit te vinden hoe de dooier van het ei van een zeeworm precies in elkaar zit, maar kijken met minachting naar de landdiertjes waarmee we dagelijks te maken hebben" en "terwijl ik wacht op de 'mode' op dat gebied verandert, open ik nu vast mijn harmas-laboratorium voor levende entomologie; en dit laboratorium zal de belastingbetaler geen cent kosten". Hiermee gaf Fabre uiting aan zijn frustratie over met name de wetenschappelijke benadering die zijn collega biologen er in die tijd op nahielden met betrekking tot zijn geliefde insecten.

Dertig jaar zou hij nog studeren op zijn passie. Insecten en spinnen. Toen hij in 1915 stierf had hij een omvangrijk oeuvre achtergelaten en mede door de prachtige verhalende stijl hebben grote delen de tand des tijd doorstaan. Wie de moeite neemt kan ook nu nog volop citeren uit zijn geschriften waar ook deze 'webspinner' nog veel uit kan leren.

© biesbosch.nu

 

ZOEKEN

 
 

ACTIVITEITENKALENDER

 

 Kalender

December 2024

Ma Di Wo Do Vr Za Zo
1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031

 
 
 

© biesbosch.nu 2024