Biesbosch.nu

Magazine mei 2011


 

Terug naar inhoudsopgave

Het Nieuwland grondig bekeken,
bewoning en ontginning
Gravende boeren in het buitengebied tussen Alblasserdam en Papendrecht in de Middeleeuwen
 (deel 1)
Door Cees van der Esch

Amateurarcheoloog Cees van der Esch wroet al sinds zijn jeugd in de bodem op zoek naar sporen uit het verleden. Zijn opgravingen in polder Nieuwland, vroeger een buitendijks gelegen polder tussen Papendrecht en Alblasserdam hebben een schat aan informatie gegeven over de eerste ontginningen langs de rivier de Merwede. De resultaten van zijn onderzoek in polder Nieuwland kunnen model staan voor wat er in het Hollandse moeras/veengebied (en dan met name langs de rivieren) aan ontginningsactiviteit werden uitgevoerd.
Jarenlang deed hij verslag van zijn opgravingen in het tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke vereniging van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, en het regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken' van de afdeling Lek-en Merwestreek.
In samenwerking met Biesbosch.nu gaan we een deel van zijn werk opnieuw publiceren. Zo krijgt u een prachtig inkijkje in de ontstaansgeschiedenis van een deel van de  Hollandse delta in de ontginningsperiode.


Het Nieuwland grondig bekeken, bewoning en ontginning
Gravende boeren in het buitengebied tussen Alblasserdam en
Papendrecht  in de Middeleeuwen.


Cees van der Esch
Deel 1

Inleiding
Tussen Papendrecht en Alblasserdam ligt de polder Het Nieuwland, ingeklemd tussen de rivier de Noord en de Hoogendijk, die hier een opvallende bocht landinwaarts maakt. De gemeentegrens liep er vroeger middendoor, tegenwoordig maakt Papendrecht er een kleiner deel van uit.
Aan het meest oostelijke punt van deze 65 hectare grote buitenpolder ligt binnendijks het  Moordhoekse -, ook wel genoemd; het Noordhoekse wiel, één van de vele getuigen van de verloren strijd tegen het opdringende water vanuit de Noord in de 15e en 16e eeuw.

Uit 16de en 17de  eeuwse archieven is bekend dat er een lange traditie heeft bestaan om uit deze polder aarde te halen voor dijkversterkingen in de regio.
In de 20e eeuw werd de polder voornamelijk gebruikt voor de landbouw, terwijl het noordoostelijke gedeelte op de Militaire kaart van 1858 nog staat aangegeven als griendland met een eendenkooi.
Noordelijk van Het Nieuwland ligt de volgebouwde Vinkenpolder met daarin de Oud-Alblas stroomrug, waarop in het verleden door AWN en ROB talrijke nederzettingsterreinen uit de Romeinse tijd zijn ontdekt en onderzocht.1 De uitloper van deze forse vloedrug snijdt het uiterste noorden van polder Het Nieuwland (zie afbeelding 1).

Afb.1 Ligging van Het Nieuwland aan de Noord met de bedding van de oude Merwede, dijkdoorbraken
(dd), de Oud-Alblas stroomrug en de (gestippelde) raailijn Botersloot-Waelnes (zie ook afb. 2).
Tekening © Cees van der Esch.

Door de bijna-watersnoodramp van 1995 werd de uitvoering van de Deltawet versneld. De eerste graafmachines verschenen al in de winter van datzelfde jaar om de bovenste vette kleilaag te benutten voor de dijkversterkingen in de regio. Zomer 1996 werden in het afgegraven vlak de eerste structuren met middeleeuwse sporen ontdekt, hetgeen de reden was om het graafwerk tot juli 2003 nauwlettend te volgen.

Voor de afgraving lag het maaiveld in de polder op gemiddeld op 60 cm –NAP. De bovenlaag van 1,10 tot 1,40m klei is hoofdzakelijk door de rivier in de nieuwe tijd afgezet maar ten dele ook opgebracht. Aan de rivierzijde liggen hieronder gelaagde afzettingen van klei en zand afgezet door de Merwede en van twee aftakkingen van de Papendrechtse stroomrug, terwijl aan de dijkzijde voor het grootste deel veen in de ondergrond zit.
De klei is afgegraven tot gemiddeld 1,90 m –NAP en daarbij werd in de dijkzone ook de toplaag van het veen aangesneden.
Hierin kwam een ingewikkeld stelsel van meest langgerekte eilandstructuren bloot, gescheiden door met klei opgevulde geulen die gemiddeld 1,5 meter diep waren. Uit de rechte en soms hoekige veen-klei scheidingen blijkt dat de geulen door afgraving zijn ontstaan. In het vlak werden vondstconcentraties aangetroffen van middeleeuwse woonplaatsen, oude verkavelingstructuren en een doorgebroken dijkrestant met daaraan een woonheuveltje.

Polder Nieuwland met op de achtergrond het kantorencomplex Hoog Noord. Op de voorgrond zijn
tussen de kleilaag de restanten van de Middeleeuwse woonheuvels zichtbaar.
Foto © Cees van der Esch.

Het vastleggen van de sporen was niet gemakkelijk omdat in het afgegraven vlak met de enorme rijen storthopen iedere referentie aan het oorspronkelijke reliëf ontbrak. Het kompas was in combinatie met herkenningspunten aan de horizon vaak het enige houvast. Bovendien zijn in al die jaren uiteraard niet alle sporen gezien en vastgelegd. In ieder geval zijn vondstconcentraties van acht woonheuvels ontdekt.

Overzicht van het gebied rondom Nieuwland. Binnen het gekleurde gebied liggen de acht woonheuvels. Tekening © Cees van der Esch.

Veel gegevens hebben we ook te danken aan enkele detectoramateurs die zich in hoofdzaak beperkten tot het zoeken van voorwerpen en het graven van kleine putjes, terwijl met name twee leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), Teus Koorevaar en Cees van der Esch, van de afd. Lek- en Merwestreek, zich vooral bezighielden met het opsporen en intekenen van bijzonderheden, profielen graven, fotograferen en uiteraard het verzamelen van vondstmateriaal. Inmiddels is de 65 hectare grote polder op hoogte gebracht en is deze laatste buitenpolder van Papendrecht en Alblasserdam veranderd in een industriegebied.

In dit artikel zal globaal de waterstaatsgeschiedenis van de regio worden besproken, de vondsten die tijdens de kleiafgraving in de polder ‘aan de dag kwamen’, en het veranderend landschap na de terugtrekking van de mens als woongebied door wateroverlast en de aardhaling. Tenslotte de samenvatting en de conclusies die we aan het onderzoek kunnen verbinden.

Het dreigende water in de middeleeuwen
Het Noordwater werd in de middeleeuwen tot aan Vlaardingen nog Merwede genoemd. In de Vroege Middeleeuwen, tot ca. de 10de eeuw, blijkt de Merwede slechts een smalle stroom te zijn geweest. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat flinke delen van de oorspronkelijke dijken voor Papendrecht en Sliedrecht met stukken polderland moet zijn weggevaagd omdat deze dijkdelen in de huidige situatie niet strookt met de afstand tot de achterwetering; de ontginners streefden namelijk naar een gelijkmatige landverdeling. Ook aan de Dordtse zijde zijn de oevers aangetast geweest vooral na de Sint Elisabethsvloed van 1421 waarbij grote stukken dijk en enkele gebouwen verloren gingen.
Na dijkherstel en het opgeven van stukken land stroomde de Merwede door de ontstane oostelijke meanders dichter langs de Alblasserwaard en maakte ook hier een meander naar het oosten. Dat blijkt uit de zand en kleilagen in het grote middendeel van Het Nieuwland.3

Met de hand sleuven graven in polder Nieuwland. Zwaar werk, zeker met de vette klei die de rivier in het gebied heeft afgezet. Met de metaaldetector wordt de opgegraven grond onderzocht.
Foto © Joan van Pelt.

Door de verlanding van de Oude Rijn was in de vroege middeleeuwen de stroming in de Lek en Merwede sterk toegenomen. Tijdens stormvloeden tussen de 9de en 12de  eeuw moet de Merwede herhaaldelijk buiten zijn oevers zijn getreden en in een grote watervlakte zijn veranderd, waarbij veel randveen verspoelde en in grote delen van de west-Alblasserwaard, en dus ook in ons onderzoeksgebied, een fors pakket klei is achtergelaten.

Uit bodemkundig gegevens blijkt dat de loop van de rivier hier drastisch is gewijzigd. Zo werd bij overstromingen in eind 13e en begin 14e eeuw een flink deel van de oostelijke Zwijndrechtse Waard weggevaagd.4

Door de aanleg van de Maasdam bij Heusden in 1271, werd de (Romeins/Middeleeuwse) Maas door de Grote Waard gedwongen in de richting van de Merwede te stromen en kregen de dijken het hier eind 13de, begin 14de nog zwaarder te verduren, waardoor in 1332 aan de Zwijndrechtse zijde de dijken veel verder landinwaarts moesten worden herlegd en het land opnieuw verkaveld.5
De Merwede, en ook in ons geval de Noord, was een breed water geworden, waarin zich aan de westzijde nieuwe stroombanen vormden: Strooppot en Noorddiep.

Door het ontstaan van de Oude Maas bij Dordrecht, waarschijnlijk in 1170, nam vanaf het laatste kwart van de 12e eeuw de stroomsnelheid in de Noord (oude Merwede) af, waardoor de grote meander bij Ridderkerk verzand begon te raken. Bij de stormvloeden van 1373 drong het water zich hier een weg door de Alblasserwaardse polder Donkersloot boven Alblasserdam, waardoor deze polder voorgoed van de Alblasserwaard werd afgesneden. Deze stroombaanverlegging wordt algemeen gezien als de geboorte van De Noord.6  Er is inmiddels een uitgebreide studie verricht naar de (waterstaatkundige)situatie rond de voormalige polder Donkersloot 7.

In Het Nieuwland blijkt deze zee invloed o.a uit de brakwaterkokkels en zoutminnende vegetatie in het kleisediment direct op het veen.8 In de naast gelegen binnendijkse Vinkenpolder blijkt uit de kleidikte dat het land lange tijd ‘drijvende’, dus onder water stond. Dijkherstel werd pas uitgevoerd in 1434.

Na het ontstaan van de Biesbosch in 1421, nam de stroomsnelheid in de Noord nog verder af, waardoor de zandplaten Slobbegors, Galgenplaat en Sophiapolder ontstonden en het water langs Papendrecht in de 16e eeuw verworden was tot een kreek die de Pelsert genoemd werd.

                                       ------------------------------------------------------

Wordt vervolgd


Cees van der Esch
Papendrecht, mei 2011
Dit artikel is een geactualiseerde versie van verschillende publicaties.
 Het is aangevuld en/of gewijzigd in verband met nieuwe inzichten en/of gegevens.

 

Noten:
1  o.a. Van den Beemt 1967, p. 137-143. D. Hallewas, Archeologische Kroniek van Holland 1986.
2  Van der Esch, 1989. In een iets gewijzigde versie ook in oud- Dordrecht, tijdschrift van de Vereniging Oud-Dordrecht,   2008, 3, p.42-47.                                  
 3  Pons 1994, fig. 2 en 3. Uit de sikkelvormige veenstrook langs de Hoogendijk blijkt dat het  water niet zo klem langs de Hoogendijk stroomde als Pons hier aangeeft.
4  Pons 1994, p. 9-31.
5  Pons 1998, 203-211 en  Stol 1981, p. 137-138.
6  Koorevaar 1990, p.18-30.
7 Graaf, Henk van de; De Donkerslootse twisten, 440 jaar gesteggel en gekrakeel. (Biesbosch.nu Magazine)
8
  Brakwaterkokkel of Cerasdoderma glaucum, zie ook het artikel over het archeo-botanisch onderzoek in deze polder door Ank Fokma (Geen Mosterd na de maaltijd).
 

 

Terug naar inhoudsopgave

Niets uit deze pagina mag worden gepubliceerd zonder toestemming van de auteur(s).
Ongevraagd gebruik van andermans beeldmateriaal is strafbaar.
2011 © Biesbosch.nu