| 
        
          | 
            
              | 
				
				Het Nieuwland grondig bekeken,bewoning en ontginning
 Gravende boeren in het buitengebied tussen Alblasserdam en 
				Papendrecht in de Middeleeuwen 
				(deel 
				4)
 Door Cees van der Esch
 |  
				
					| 
					 
					 
						
							
								| 
									
										| 
											
												| 
												
												Amateurarcheoloog Cees van der 
												Esch wroet al sinds zijn jeugd 
												in de bodem op zoek naar sporen 
												uit het verleden. Zijn 
												opgravingen in polder Nieuwland, 
												vroeger een buitendijks 
												gelegen polder tussen 
												Papendrecht en Alblasserdam 
												hebben een schat aan informatie 
												gegeven over de eerste 
												ontginningen langs de rivier de 
												Merwede. De resultaten van zijn 
												onderzoek in polder Nieuwland 
												kunnen model staan voor wat er 
												in het Hollands-Utrechts 
												moeras / veengebied (en dan met 
												name langs de rivieren) aan 
												ontginningsactiviteit werden 
												uitgevoerd.
												Jarenlang deed hij verslag van 
												zijn opgravingen in het 
												tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke 
										vereniging van de Archeologische 
										Werkgemeenschap Nederland, en het 
										regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken' 
										van de afdeling Lek-en Merwestreek.
												In samenwerking met Biesbosch.nu 
												gaan we een deel van zijn werk 
												opnieuw publiceren. Zo krijgt u 
												een prachtig inkijkje in de 
												ontstaansgeschiedenis van een 
												deel van de  Hollandse delta in de 
												ontginningsperiode. 
								 | 
												 |  
 
								
								Het Nieuwland 
								grondig bekeken, bewoning en ontginningGravende boeren in het buitengebied tussen 
								Alblasserdam en
 Papendrecht  in de Middeleeuwen.
 
 Cees van der Esch
 Deel 4
 
										Dijkrestant en 
										primitief boerderijtje met uitzicht op 
										Dordrecht  
										Deze 
										laatste maar tevens ook interessantste 
										woonheuvel  kwam oktober 1997 voor het 
										eerst bloot en bleef voor driekwart tot 
										september 2000 bewaard. In tegenstelling 
										tot de vorige woonplaatsen waren de 
										ophogingslagen met materiaal hiervan 
										nog  aanwezig en ons streven was dan ook 
										om het nauwkeurig op te graven. Helaas 
										werd ons deze kans niet geboden. Twee 
										monsters uit deze woonheuvel zijn op archeo-ecologische sporen onderzocht 
										door Ank Fokma. Haar bevindingen zijn 
										neergelegd in het artikel "Geen mosterd 
										voor Abraham", waarbij ook de vlakteking 
										en een profiel van deze woonheuvel staan 
										afgebeeld.
 
											
												| 
												 |  
												| 
												
												Detail van de zogenaamde 
												Donkerslootkaart met bovenin de 
												stad Dordrecht en recht 
												daaronder (langs de kronkelige 
												dijk) het buitendijks gelegen 
												polder Nieuwland. Geheel links 
												het veer en de Veerweg van 
												Papendrecht en geheel rechts de 
												buitendijks gelegen stadsgalg 
												van Dordrecht. Dit is één van de 
												oudste locale kaarten die we 
												hebben van dit deel van het 
												rivierengebied.
												 Copyright: 
												Gemeentearchief Gorinchem, 
												Hoogheemraadschap Alblasserwaard 
												en Arkel beneden de Zouwe, inv. 
												nr. 92. |  
										Voordat de 
										locatie werd geëgaliseerd zijn in de 
										bijna ondoordringbare vegetatie nog wel 
										een aantal boringen gedaan. Na de 
										egalisatie bleken nog opvallend veel 
										sporen uit de woonheuvelvoet in het vlak 
										te zijn achtergebleven, o.a het 65 meter 
										lange restant van een dijkje waaraan de 
										woonheuvel bleek te liggen. Het dijkje 
										was vijf meter breed en versterkt met 
										zoden, mest, veen en kleilagen. Langs 
										het dijkje vonden we huisdierbotten, wat 
										blauw-grijs aardewerk, een tinnen gespje 
										en een schoenfragment. Direct oostelijk 
										van de woonheuvel was het dijkje 
										doorgebroken. Een tien meter brede en 
										met klei opgevulde geul waaierde vanuit 
										het zuiden via het doorbraakpunt naar 
										het noorden. 
										Deze 
										erosie, het los komen van stukken veen 
										door het water is vergelijkbaar met wat 
										ik jaren geleden zag bij graafwerk langs 
										de Rijksstraatweg in Rijsoord, in de 
										polder Veren Ambacht bij Barendrecht, 
										verdronken in 1373. Onderin de woonheuvel was het 
										dijkje verstevigd of hersteld met 
										verticale staken elzenhout. In het gat 
										in de dijk waren onderin boomstammen 
										gedumpt en daar bovenop kleiplaggen. Dat 
										herstel moet uiteraard tijdens laag 
										water uitgevoerd zijn. Van één van die 
										boomstammen is een monster naar de Rijks 
										Universiteit Groningen gestuurd om de 
										datering d.m.v. C14 (radiokoolstof) te 
										bepalen. De uitkomst was zeer 
										verrassend: veldatum 381 v. Chr. De 
										belanghebbenden hebben boomstammen uit 
										het prehistorische veen gebruikt die 
										bloot kwamen te liggen door de 
										stormvloed! Dat mag bijzonder genoemd 
										worden. Toch had ik liever de juiste 
										datering van deze dijkdoorbraak gehad. 
										Een afgebroken boomstam naast het gat in 
										het veen was ook in de IJzertijd door 
										storm geveld, C14 datering: tussen 680 
										en 550 v. Chr. Ook uit andere 
										waarnemingen is gebleken dat tijdens de 
										Middeleeuwen het toenmalige maaiveld 
										geërodeerd is geweest, met andere 
										woorden het bovenste deel van het veen 
										is door rivierwater weggespoeld anders 
										hadden we op zijn minst de vegetatie uit 
										de Vroege Middeleeuwen moeten vinden. In het ophogingspakket kwam een stuk 
										vlechtwerkwand met een eiken onderligger 
										tevoorschijn.  
											
												|  | 
												
										Het 
												meeste vondstmateriaal lag aan 
												de teen van de dijk. Met het 
												weinige kogelpotaardwerk, 
												Pingsdorf en enkele vroege 
												sintels in de onderste lagen 
												blijkt het oudere materiaal hier 
												opvallend in de minderheid. 
												Veruit het meeste materiaal 
												dateert uit de 13e en 14e eeuw:  
												Proto-steengoed, waaronder een 
												groot fragment van een 
												veldfles, rood- en grijsbakkend 
												aardewerk van bakpannen, 
												voorraadpotten en kannen maken 
												het huishouden compleet. Sommige 
												randen van blauw-grijs aardewerk 
												zijn tot ca. 1400 te dateren. Op een 
												scherf na ontbreekt het echte 
												steengoed.  |  
												| 
												
												Restant van een waterkan uit ca. 
												1350 |  
											
												| 
												
												Verder schoenfragmenten, enkele 
												vrijwel complete 13e eeuwse kloostermoppen, een 
										stuk tufsteen met doorboord gat dat 
										gediend zou kunnen hebben als 
										netverzwaring of weefgewicht. Ook 
												twee wetstenen van zandsteen en 
												een stuk vroege baksteen dat als 
												wetsteen gebruikt blijkt te 
												zijn. Voorts drie 
												vuursteenknollen, visloodjes, 
												een mes en mesfragmenten uit de 
												13e en 14e eeuw een 
												knijpschaar, een tinnen gesp, 
												een bootshaak uit ca. 1300, 
												dierbotten waaronder afgehakte 
												runderhoorns, enkele vogelbotjes 
												(gans) en twee glissen gemaakt 
												uit het scheenbeen van een paard 
												en een paardenschedel. Onder het 
												versleten schoeisel zijn 
												behoudens een schoenfragment uit ca. 
												1100, diverse typen uit de 
												periode 1225 – 1350.(30)
 |  |  
												| 
												
												
												Leer vondsten uit 
												woonheuvel W5 aan het dijkje.
 |  
										De meeste 
										schoenen hebben een knoopsluiting. Eén 
										van de zolen heeft een merkwaardige en 
										voor ons totaal onbekende inkeping in de 
										hiel. Afgaand op het 13e en 14e eeuwse 
										vondstmateriaal uit de woonheuvel moet 
										het voorafgaande herstelwerk aan het 
										dijkje op het eind van de 12e eeuw 
										hebben plaatsgevonden. 
 Onderaan het talud, van het over een 
										gedichte sloot aangelegd achtererf, 
										werden 17 sintels gevonden die volgens 
										de tabel van K. Vlierman te dateren zijn 
										rond 1250 tot hooguit 1300. In die tijd 
										werden hier dus kennelijk schuiten 
										gerepareerd of op de wal getrokken. Het 
										botmateriaal geeft overigens ruimte voor 
										de veronderstelling dat hierbij paarden 
										zijn gebruikt.
 In dit tijdbeeld past ook heel goed een 
										eiken scheepsplank die enkele tientallen 
										meters westelijken in de klei naast een 
										veeneiland werd aangetroffen en waarvan 
										de kapdatum door het RING kon worden 
										vastgesteld op 1289.31 Op grond van de 
										jaarringen zou de ze plank volgens 
										Vlierman afkomstig kunnen zijn van een 
										plankboot uit Polen of Zuid Duitsland.
 De bewoning eindigde hier in het laatste 
										kwart van de 14e eeuw, nadat de dijk was 
										doorgebroken en niet meer kon worden 
										hersteld. Vrijwel zeker is hiervoor de 
										stormvloed van 1373 verantwoordelijk 
										waarbij ook de Noord ontstond.
 
										Nieuwe 
										vondsten van bewoning en putten voor 
										aardhaling ontdekt 
											
												| 
												
												Dachten wij dat ons speurwerk in 
												september 2000 definitief ten 
												einde was, werd er ondertussen 
												strijd gevoerd tussen de 
												Provincie en de eigenaar van de 
												polder. De Provincie nam geen 
												genoegen met de volgestorte, met 
												gekraakt puin,en in hun ogen 
												verdacht zeefzand/ 
												asfaltgranulaat bedekte polder. 
												Na monsteronderzoek werden een 
												aantal processen gevoerd die 
												uiteindelijk leidde tot het 
												verwijderen van maar liefst 
												300.000 ton. Het pakte voor de 
												archeologie uiteraard gunstig 
												uit. Na anderhalf jaar, april 
												2002, ging ik daar dan ook 
												regelmatig een kijkje nemen, 
												meestal alleen, met boor en spa 
												op stap in de blubber. 
												 | 
												 |  
												| 
												Een 
												vrachtwagen stort zijn lading in 
												polder Nieuwland. Op de 
												achtergrond het vroegere 
												Nedstaal. Foto Cees van der Esch. |  
										In het 
										meest oostelijke deel nabij het 
										Noordhoekse Wiel kwamen in 2002 en 2003 
										onder het dikke ophogingspakket opnieuw 
										twee woonerven te voorschijn wat we in 
										eerdere jaren niet hadden opgemerkt, of 
										mogelijk was het toen al net bedekt door 
										de troep. Tevens werd nog een derde 
										woonheuvel met de grondboor ontdekt, wat 
										een totaal van acht woonheuvel in deze 
										polder opleverde. Allen moeten verbonden 
										zijn geweest met een dijkje. De 
										Noordhoekse Wiel moet oorspronkelijk een 
										echte dijkdoorbraak geweest zijn. Bij 
										zware westerstorm stond alles tot aan 
										Zwijndrecht onder water. Het was een 
										kwade hoek voor de dijk waar de golven 
										overheen sloegen. Als hulp- of noodgat 
										werd het waarschijnlijk al bij de 
										overstroming van de Alblasserwaard in 
										1658 op1659 gebruikt als lozingspunt. 
										Werd bij het grootste deel van de 
										overige woonerven wel wat Romeins 
										materiaal aangetroffen, hier was dat nog 
										duidelijker te zien. Dit heuvel/ 
										dijklichaam was van gemengde 
										samenstelling, zo kwam in een kleibonk 
										een Romeins dakpanfragment tevoorschijn, 
										en in een stuk veen weer een bot. 
										Kennelijk is er dus grond gehaald van de 
										nabij gelegen Oud Alblas stroomrug waar 
										in het verleden nederzettingen uit de 
										Romeinse tijd zijn ontdekt. Rondom dit 
										nog originele stukje terp/ dijklichaam 
										werden in de grondhopen weer het bekende 
										scala van botten en kiezen van rund, 
										paard en hond, en aardewerk uit ca. 1050 
										tot 1200/1225 gevonden. Hetzelfde kan 
										gezegd worden van een woonerf die ca. 55 
										meter zuidoostelijk werd aangetroffen, 
										waar een waaier van materiaal de plek 
										markeerde. Zo’n vondstplek is door het 
										rivierwater meer of minder verspreid 
										geraakt, in dit geval, W7, ruim 25 
										meter. In februari van 2003 tijdens de 
										laatste fase van puinopruiming werden 
										twee kreekbeddingen ontdekt. Zo is W7 op 
										een verland kreekje gebouwd, 
										waarschijnlijk actief in de 11e eeuw. In 
										de 12e eeuw dringt een nieuwe kreek het 
										gebied binnen en heeft een deel van W6 
										doen wegspoelen, mogelijk gevormd in 
										1134, een beruchte storm heeft toen in 
										west Nederland huisgehouden. Het is een 
										hypothese, de volgende zware noordwester 
										storm volgde in de winter van 1163 
										op1164 die in de streek rond 
										Vlaardingen, Rotterdam tot aan 
										Zwijndrecht een kleidek afzette. De 
										beide woonerven werden nu gescheiden 
										door een “Biesboschkreek”met een totale 
										breedte van 38 meter. Beide kreken komen 
										uit het zuidoosten en zijn aftakkingen 
										van de Noord, toen nog Merwede genoemd. 
										Zij moeten dan waarschijnlijk ongeveer 
										ter hoogte van Noordhoek bij de 
										Zandzifterij van de hoofdstroom zijn 
										afgeweken. Door de ontstane 
										kleiafzetting zijn alle 
										ontwateringsslootjes dicht komen te 
										zitten. Door nauwkeurig onderzoek 
										waarbij ik de hulp van Ruud Slagter heb 
										ingeroepen kon bewezen worden dat daarna 
										de slootjes weer zijn opgeschoond. Ook werd gekeken welke richting het 
										verdere loop van de kreken had. De zeer 
										diepe wielsporen van de puinruimers 
										verhinderden dikwijls om een beetje 
										normaal te werken. Desondanks kon met de 
										grondboor veel bereikt worden; de oudste 
										kreek liep in het deel wat we 
										onderzochten dood in het veen. De 12e 
										eeuwse kreek hield plotseling op, dat is 
										vreemd. Waar het vervolg moest zijn 
										werden 18 boringen gezet tot bijna twee 
										meter diepte; er werd alleen kleihoudend 
										jong veen, afgewisseld met 
										klei-zandbanden aangetroffen. Ronduit 
										onbevredigend. Ten zuiden van de 
										vermeende kreek liep een sterk door 
										rivierwater aangetast veenpad met een 
										zichtbare lengte van ca.35 meter met 
										parallel een zandstrook van ruim 2 meter 
										breed.
 
											
												| 
												Op 
												de valreep werd op zaterdag 28 
												juni naast het nieuw gestorte, 
												zwart fijn ophogingsmateriaal 
												(waar de jonge kluten in 
												wegzakten) twee sleuven dwars 
												door dat veenpad gegraven. Wat bleek, het pad was een 
												uitgespaarde strook oud 
												Hollandveen naast een gegraven 
												kanaaltje wat met zand was 
												volgeraakt, terwijl aan de 
												andere zijde van dat pad een 
												forse put was gegraven voor 
												aardhaling! De rechte wand van 
												de voormalige put stak scherp af 
												tegen het veenpad. De put had 
												een breedte van ca.12 tot 15 
												meter, dat is ongeveer de 
												breedte van de kern van de 
												kreek. De lengte kon niet meer 
												worden vastgesteld doordat 
												verder de zaak onder water 
												stond.
 |  |  
												| 
												
												Onderaan de rand van het 
												ophogingsmateriaal werden nog 
												snel wat onderzoek gedaan met 
												spa en boor. Foto Cees van der 
												Esch. |  
										Er mag dan 
										ook van worden uitgegaan dat enige jaren 
										na de verlanding van de kreek, na 
										rijping van de klei, deze strook werd 
										benut om te worden afgegraven voor 
										dijkaanleg of versterking. Met een smal 
										schuitje werd het dan waarschijnlijk 
										afgevoerd via het kanaaltje, of via een 
										kar over de weg naar de plaats van 
										bestemming gebracht. Deze kleiput is dan 
										later met een moerasvegetatie 
										dichtgeslibt en dichtgegroeid. Op 12 
										juli, de laatste dag dat er nog iets 
										onderzocht kon worden voordat alles 
										onder het zwarte ophogingsmateriaal zou 
										verdwijnen, werd direct ten noorden van 
										de grote put d.m.v. grondboor en spa een 
										aantal hoekige ongeordende putten voor 
										aardhaling ontdekt. De putten waren 
										eertijds één tot anderhalve meter diep 
										gegraven. Je krijg de indruk dat hier 
										illegaal grond is weggehaald. Deze 
										putten zijn ook daarna dichtgeslibt en 
										dichtgegroeid.
 Een jachthut
 Een bijzondere vondst was het aantreffen 
										van een jachthut uit de middeleeuwen op 
										enig afstand van woonerf W7. Het geheel 
										was 5.5 x 3.7 m. ovaal van vorm, aan de 
										schietzijde waren een serie elzen 
										paaltjes in de bodem geslagen waaraan 
										waarschijnlijk een rietscherm aan 
										vastgemaakt was.
 Vanbinnen had men de vloer met 
										kleiplaggen en mest opgehoogd, 
										vervolgens zijn daar een aantal 
										boomstammen neergelegd. Het is vrijwel 
										zeker dat daar weer planken op lagen. 
										Waarschijnlijk dateert de jachthut na 
										het verlaten van het grootste deel van 
										het woongebied en de verplaatsing van de 
										dijk naar de huidige ligging van de 
										Hoogendijk welke een inlaagdijk moet 
										zijn. Er ontstond toen een moerassige 
										eb- en vloedvlakte waarbij kreken nog 
										gemakkelijker toegang kregen door de 
										graverijen wat gewoon doorging. Dit was 
										een ideaal gebied voor watervogels en 
										menig boutje moet hier dan ook geschoten 
										zijn, dat bewijst ook een klein 
										pijlpuntje in een kreek op korte afstand 
										die langs het totaal verspoelde woonerf 
										W4 ontstaan was (zie p.5). Nu zijn er in 
										de voorgaande jaren de rijen paaltjes 
										met boomstammen (zie p.5) 
										geïnterpreteerd als mogelijke restanten 
										waar jagers zich achter verscholen, maar 
										dat blijft voorlopig toch een onzeker 
										punt. Het heeft veel moeite gekost, maar 
										de jaren 2002 en 2003 hebben het plaatje 
										van het “Nijeuwelant” completer gemaakt.
 
											
												
													|  | Kp | Ping | And | Prst | Stgd | Grijs | Rund | Paard | Sch/Gt | Vark | Hond | Div |  
													| W1 | 326 | 138 | 12 | 4 |  | 5 | 95 | - |  | 6 | 1 | 1 Kabeljw
 |  
													| W2 | 148 | 36 | 6 |  | 2 | 1 | 14 |  | 1 | 2 |  |  |  
													| W3 | 113 | 108 | 11 | 8 |  |  | 2 |  | 1 |  |  |  |  
													| W4 | 255 | 54 | 8 | 3 |  |  | 31 | 13 |  | 2 | 5 | 1 Kip |  
													| W5 | 19 | 23 |  | 49 | 1 | 196 | 2 | 1 | 1 |  |  | 1 Kat |  
													| Overzichtstabel van 
													aantallen scherven- en 
													botftagmenten uit de 
													woonheuvelrestanten. |  
										
										Samenvatting en conclusiesDoor de toegenomen waterverplaatsing 
										en oevererosie van het Merwedewater 
										sinds de vroege middeleeuwen, kunnen we 
										geen duidelijk beeld meer krijgen van 
										eventuele oeverbewoning in de Romeinse 
										tijd en vroege middeleeuwen. Alleen 
										enkele verspoelde scherven en twee 
										fibula's, die ook afkomstig kunnen zijn 
										van woonplaatsen op de Oud Alblas 
										stroomrug, getuigen hier van menselijke 
										aanwezigheid in de Romeinse tijd en 
										mogelijk de volle middeleeuwen.32
 
											
												| 
												 |  
												| 
												
												Kaart van Jansz Been uit 16... 
												In het midden ligt Polder 
												Nieuwland, nu een 
												industrieterrein tussen 
												Papendrecht en Alblasserdam. |  
										Pas vanaf  
										het midden van de 11e eeuw is er 
										duidelijk sprake van nederzettingen aan 
										de rivieroever en op het achterliggende 
										veen. Uit de 11e eeuwse sintels en 
										klinknagels leiden we af dat er al vanaf 
										het begin sprake is van aardhaling die 
										per schuit werd afgevoerd. De 
										afgravingen zullen ongetwijfeld aan de 
										kleiige rivierzijde zijn begonnen en 
										zijn benut voor de aanleg van de eerste 
										dijken. 
										Het lijkt 
										ons niet waarschijnlijk dat het bosveen 
										in Het Nieuwland met zijn boomstammen en 
										sterk variërend slibgehalte werd 
										uitgegraven voor gebruik als turf. 
										Weliswaar had de groeiende stad 
										Dordrecht hier grote behoefte aan, maar 
										in de literatuur wordt voedselrijk, dus 
										slibhoudend veen daarvoor niet geschikt 
										geacht. Het liet bovendien na 
										verbranding veel as na.33 Wel 
										is de kans groot dat de daar 
										verblijvende boeren c.q. gronddelvers het minder kleiige 
										veen als turf voor eigen gebruik dolven. 
										Ook zoutwinning lijkt ons niet 
										waarschijnlijk, omdat dit gebied te ver 
										van zee en de West-Brabantse 
										selneringsgebieden verwijderd ligt.  
										Uit het 
										botmateriaal blijkt dat de bewoners zich 
										niet alleen met delven bezighielden maar 
										ook rundvee en wat varkens hielden, 
										mogelijk voor eigen gebruik om zelf 
										vlees en melk voorhanden te hebben. 
										Landbouw is in de grondsporen, noch in 
										het gereedschap of in de zadenmonsters 
										aangetoond. De gevonden wet- en 
										maalstenen hoeven niet direct in te 
										houden dat de gebruikers ook zelf 
										akkerden. De paarden, waarvan alleen in 
										W4 en W5 en W6 botten werden gevonden, 
										zullen eerder zijn gebruikt voor het 
										over kaden trekken van de schuiten. 
										Wanneer het ijs in de winter de 
										overtocht naar Dordrecht mogelijk 
										maakte, bewezen de uit paardenbot 
										vervaardigde glissen bovendien goede 
										diensten,
 Om het rivierwater te weren zijn 
										waarschijnlijk de hogere oeverdelen 
										waarop het vee graasde met de 
										woonheuveltjes door een kade verbonden 
										geweest. Een enkel schaap of geit zal 
										het gras op de kaden hebben kort 
										gehouden. Het achterliggende veen zal 
										met een eenvoudige klepduiker op de 
										rivier hebben uitgewaterd.
 
 De extreem smalle kavelpercelen die we 
										ook tegenkomen in de aangrenzende 
										Vinkenpolder dateren zeker van voor de 
										14e eeuwse overstromingen en vormen hier 
										waarschijnlijk het oorspronkelijke 
										ontginningspatroon uit de 11e of begin 
										12e eeuw. De smalle percelen lijken 
										speciaal aangelegd te zijn voor de 
										griendteelt.34 Voor de aanleg of herstel 
										van dijken was immers ook veel rijshout 
										nodig.
 Uit het verschil in kavelorientatie 
										binnen- en buiten de Hoogendijk blijkt 
										dat hier vanaf het begin een kade lag 
										die de buitenrand vormde langs drie 
										verschillende ontginningsblokken; de 
										oudste twee, Papendrecht en Oud Alblas 
										en Alblasserdam in het noorden.
 De vroege datering van de 
										graafactiviteiten buiten deze 
										rivierkade/dijk doet vermoeden dat in 
										deze zuidwesthoek van de Alblasserwaard 
										waarschijnlijk alleen nog maar de 
										Botersloot gegraven was. Aansluitend en 
										parallel hieraan werden de smalle 
										ontwateringsslootjes in deze 
										buitenpolder gegraven voor aardhaling en 
										bewoning. Om de ambachten in te delen 
										tijdens de ontginning werden dan eerst 
										tussen de ontginningsblokken Papendrecht 
										en Oud Alblas de dubbele grenssloot 
										(Botersloot) met achterkade gegraven, 
										raaiend op de voorganger van de Stenen 
										Kamer, de latere Waelneshoeve in Hendrik 
										Ido Ambacht of een mogelijke spijker 
										(voor graanopslag) van het geslacht van 
										de “Witten”.
 
											
												| 
												 |  
												| 
												
												Overzichtskaat met de raailijn 
												die vanaf de Botersloot (Rechts) 
												georiënteerd is op Waelnes 
												(linksboven). In het 
												bruingeaceerde deel polder 
												Nieuwland met de lokatie van de 
												woonheuvels. Tekening Cees van 
												der Esch. |  
										Rond of nog 
										voor 1200 werden de oude woonplaatsen W1 
										t/m W4 en W6 t/m W8 verlaten en neemt men zijn 
										toevlucht tot de inmiddels aangelegde 
										polderdijkjes (W5). De overstromingen 
										die in de tweede helft van de 12e eeuw 
										onze delta teisterden zijn hier zeker 
										debet aan geweest. De bedijking van het 
										noordelijk polderdeel werd hersteld of 
										gehandhaafd, maar het overgrote midden 
										en zuiden van het huidige Nieuwland 
										lijkt toen als woongebied te zijn 
										opgegeven.
 
										In de 13e 
										en 14e eeuw nam de behoefte aan aarde 
										door de aanleg van de ringbedijking rond 
										de Alblasserwaard en de herdijking van 
										de Zwijndrechtse waard alleen maar toe.Het afgraven en verschepen van grond 
										breidt zich in de 13 en 14e eeuw in onze 
										polder dan ook verder uit tot het veen 
										van het oude ontginningslandschap, 
										hetgeen o.a. ook blijkt uit de 
										vergravingen rond de oude woonplekken en 
										putten bij W6 met de gevonden 
										scheepsplank.
 Uit de wirwar van kanalen blijkt dat de 
										graverij er dan heel wat minder ordelijk 
										aan toe gaat. Omdat bosveen voor 
										dijkherstel en dijkaanleg eigenlijk 
										nauwelijks geschikt is zal men deze 
										zeker hebben moeten mengen met klei uit 
										de oeverzone.
 In de met moeite uitgespaarde veenrand 
										buiten de Hoogendijk herkennen we het 
										van overheidswege gestelde verbod om 
										binnen een bepaald aantal meters van de 
										dijk te graven. Dit bevestigt bovendien 
										dat het overgrote oostelijke deel van de 
										Hoogendijk toen al onderdeel uitmaakte 
										van de rivierdijk, de inlaagdijk die ca. 
										40 tot ca. 200 meter verlegd is. In het 
										westen liep de rivierdijk waarschijnlijk 
										vanaf de "knik" via het gevonden 
										dijkrestant (d) in de richting van de 
										rivier om vervolgens naar het noorden 
										aan te sluiten op de oorspronkelijk 
										Merwededijk langs de polders Blokweer en 
										Donkersloot.
 Ook het grotere aaneengesloten 
										veenoppervlak in het noordelijk deel van 
										de polder wijst er o.i op dat dit deel 
										(langer) binnen de ringdijk heeft 
										gelegen. Uit enkele verspreid 
										aangetroffen scherven Siegburgs 
										steengoed blijk dat het graven en op 
										kleine schaal keuterboeren hier tot ver 
										in de 15e eeuw stand heeft kunnen 
										houden.
 Op de doorwaterde veenstrook buitendijks 
										bleef op den duur weinig ruimte over 
										voor veeteelt. Wel maakte men hier 
										vanachter houten vlechtschermen nog wel 
										jacht op waterwild met o.a pijl en boog 
										en werpsikkels. Ook moet er in de 
										waterpartijen en de rivier veelvuldig 
										zijn gevist op o.a paling (zie Fokma).
 
 Rond 1373 
										breekt het zeewater bij stormvloed 
										genadeloos in op de noordwestelijke 
										polders van de Alblasserwaard en daarbij 
										gaan over grote lengte stukken dijk en 
										land verloren. Ook het door ons gevonden 
										dijkrestant bezwijkt daaraan en jaagt de 
										laatste mensen hier op de vlucht.
 De kleiafzetting in de binnen- en 
										buitendijkse slootjes illustreert dat 
										het land aan beide zijden van de dijk 
										lange tijd overstroomd heeft gestaan, 
										waardoor zich hier een 
										brakwatervegetatie kon ontwikkelen. 
										Tientallen jaren heeft het water de West 
										Alblasserwaard in een verlammende greep 
										gehouden.
 Het zou pas 
										tot 1434 duren voordat Harmen Vinck met 
										veel geld de dijkring herstelt. Daarbij 
										is door hem de Hoogendijk zuidoostelijk van 
										het dijkrestant waarschijnlijk hersteld, 
										maar werd noordelijk van het 
										doorgebroken dijkrestant een nieuwe 
										inlaagdijk aangelegd die via de "knik" 
										verder aansloot op de nieuwe dijken die 
										vanwege het niet meer terug te dringen Noordwater langs de Vinckenpolder en 
										door Blokweer moesten worden gelegd. 
										Voor het aanleggen van deze dijken zal 
										zeker het toch al gehavende Nieuwland 
										verder zijn uitgemergeld. In het nog 
										doorweekte land binnen de nieuwe dijk 
										worden de volgeslibde sloten echter om 
										en om geschoond en beginnen de polders 
										aan een nieuw leven.
 
										Hoewel de 
										verspoelde aard van het onderzoeksgebied 
										en de beperkte waarnemingen slechts 
										fragmentarische gegevens hebben 
										opgeleverd, is hiermee toch weer een 
										stukje toegevoegd aan de kennis van dit 
										randgebied dat vanaf de ontginning tot 
										zelfs in onze tijd als gebied van 
										aardhaling een belangrijke rol heeft 
										gespeeld in de strijd tegen het water, 
										het element waaraan het zelf meermalen 
										ten gronde is gegaan.
 Cees van der Esch
 Kerkbuurt 16
 3354 XK Papendrecht
 
 Einde van deze artikelreeks.
 
 Aan het 
										onderzoek werkten mee: Led Brand, Martin 
										Buytendijk, Ad Geurts, Teus Koorevaar, 
										Joan van Pelt, Ben Stam en Pieter 
										Wemmer.
 
 |  
									
										| 
											
												| 
										
										
										Noten:30 Al 
										het leder is wegens de slechte toestand 
										direct na berging getekend. O. Goubitz 
										maakte uit de tekeningen op dat de 
										fragmenten vooral uit die periode 
										stammen. Vergelijkbaar met Baart 1977, 
										p. 86-87, fig. 15 maar dan een lager 
										type, verder Jannsen 1983, p. 275, type 
										5b, maar ook schoeisel dat in Groningen 
										op het Wolters-Noordhof complex is 
										aangetroffen.
 
 31 
										Dr. E. Jansma en Drs.  E. Hanraets van 
										de Stichting RING.
 
 32 We 
										moeten niet vergeten dat het bovendeel 
										van het veen vóór de ontginning door de 
										Merwede is opgeruimd. Ik acht de kans 
										klein dat er materiaal van de Alblasserdamse stroomrug zuidwaarts door 
										verspoeling in onze polder is 
										terechtgekomen.
 
 33 Van der Ven 1996, p.41-46 en Stol, 
										1985, p. 
										16-19.
 
 34 Van Oudenhoven meldt dat de gorzen en 
										aanwassen vanaf het ambacht Donckersloot 
										bij Blokweer tot zuidoostwaarts langs de 
										Vinckendijk de namen droegen ‘ ‘t Gors 
										van Scharlaken’ en de ‘Uyt-gors, ende 
										Aenwas, genaemt Rapenburgh’. Deze gorzen 
										liepen tot de Zomerdijk en de Sluisvliet 
										van de sluis van ‘t Nieuwe Landt. Dit 
										blijkt uit een koopcontract, waarbij de 
										Vrouwe van Alblasserdam de vier nieuw 
										beteelde griendakkers uitzondert. De 
										griendakkers deden eeuwenlang dienst. 
										Het aardige is dat de naam ‘Raeppenburg’ 
										voorkomt op de kaart van 1542(zie noot 
										22)  én ook nog op de topografische 
										kaart uit 1958. Het betreft het 
										noordelijkste stukje van de polder Het 
										Nieuwland.
 
										Literatuur- Baart, J, e.a., 1977. Opgravingen in 
										Amsterdam, 20 jaar stadskernonderzoek. 
										Amsterdam.
 - Beemt, G. van den, 1967. Iets over een 
										Romeinse nedezetting te Alblasserdam, 
										Westerheem.
 - Besteman, J.C. en A.J.Guiran, 1983. 
										Het middeleeuw-archeologisch onderzoek 
										in Assendelft, een vroege veenontginning 
										in middeleeuws Kennemerland. Westerheem 
										32 2/3, p. 155-175.
 - Borremans, R en R.Warginaire, 1966. La 
										céramique d’Andenne, Recherches de 
										1956-1965. Rotterdam
 - Braat, W.C., 1988. Vroegmiddeleeuws 
										aardewerk met loodglazuur. Westerheem 
										37, p. 32-35.
 - Bruin, J. de, 2001. Een internationale 
										fibula, deel I en II. Archetype, jrg. 4 
										nr. 2 en 3, resp. p. 18-25 en p. 14-19.
 - Burgers, J.W.J.en E.C. Dijkhof, 1995. 
										De oudste stadsrekeningen van Dordrecht 
										1283-1287, Historisch tijdschrift 
										Holland.
 - Carmiggelt A. en A.J. Guiran, 1997. 
										Boorbalans 3. Archeologisch onderzoek in 
										het tracé van de Willemsspoortunnel te 
										Rotterdam.
 - Diederik, F., 1983. Dorpen-terp, een 
										onderzoek naar een laat-middeleeuwse 
										woonplaats te Schagen. Westerheem 32-4, 
										p. 202-213.
 - Esch, C. van der, 1991. Lans- en 
										pijlpunten uit de omgeving. Grondig 
										Bekeken, jrg. nr. 6, nr. 2, p. 3-12
 - Esch, C. van der, 1997. Papendrecht: 
										Polder Nieuwland, Archeologische kroniek 
										van Holland, p. 393-395,
 - Esch, C. van der, 1998. De polder 
										Nieuwland heeft een boeiend verleden. 
										Grondig Bekeken, jrg. 13, nr. 2, p. 
										34-38.
 - Esch, C. van der, 2001. Alblasserdam – 
										Polder Nieuwland. Grondig Bekeken, jrg. 
										16, nr. 1, p. 21-29.
 - Esch, C. van der, 2003. Ontginning en 
										overstroming in de Vinkenpolder, Grondig 
										Bekeken, jrg. 18, nr.4, p.14-25.
 - Fockema Andreae, S.J., 1953. Schets 
										van Zuid-Hollandse watersnoden in 
										vroeger tijd, Zuid-Hollandse Studiën III.
 - Hallewas, D.,Heeringen, R.M. van en 
										Meffert M., red. 1998. Archeologische 
										Kroniek van Holland 1997,.
 - Esch C. van der, 1998. Papendrecht: 
										Polder Nieuwland , p. 393-395.
 - Heeringen R.M. van en Meffert M., red. 
										1997. Archeologische Kroniek van Holland 
										1996, T. Koorevaar, Papendrecht – Polder 
										Nieuwland, p. 435-436.
 - Henderikx, P.A., 1977. De zorg voor de 
										dijken in het baljuwschap Zuid-Holland 
										en in het oosten daarvan tot het einde 
										van de 13e eeuw. KNAG, Geografisch 
										Tijdschrift XI-5.
 - Henderikx, P.A., 1977. De oprichting 
										van het hoogheemraadschap van de 
										Alblasserwaard in 1277, 
										Regionaal-Historisch tijdschrift Holland
 - Janssen, H.J., red. 1983. Van Bos tot 
										Stad- opgravingen in ‘s Hertogenbosch,‘s 
										Hertogenbosch.
 - Koorevaar, T., 1990. De Noord. Grondig 
										Bekeken, jrg. 5, nr. 4.
 - Koorevaar, T., 1996. Papendrecht: 
										Polder Nieuwland, Archeologische Kroniek 
										van Holland, p. 435-436.
 - Korpel A, 1990. De ambachtsheren van 
										de ambachtsheerlijkheid Alblasserdam 
										(scriptie)
 - Oudenhoven, Jacob.van, 1654. 
										Out-Hollandt nu zuyt-Hollandt, 
										vervangende en Generale beschrijvinge, 
										mitsgaders De Privilegiën, Keuren, 
										Hant-Vesten etc. Dordrecht.
 - Pons, Dr. J.L., 1994. De Zwijndrechtse 
										Waard in 1332. Een reconstructie van 
										bodemkundige gegevens. 
										ZwijndrechtseWetenswaardigheden. Hist. 
										Ver. Zwijndrech.
 - Pons, Dr. J.L., 1998. De 
										oorspronkelijke hoevenverkaveling van de 
										ambachtsheerlijkheden van de 
										Zwijndrechtse Waard. Zwijndrechtse 
										Wetenswaardigheden II.
 - Stam, G.H., 1986. Een vergelijkend 
										onderzoek van 13e eeuws aardewerk. 
										Westerheem 35 nr.2.
 - Stol, T., 1981. Opkomst en ondergang 
										van de Grote Waard. Holland nr. 3-4, p. 
										129-145.
 - Stol, T., 1985. Brandend Land, 
										turfwinning in Holland, en Wonen bij 
										rivieren (kaart 1542) in Nederland in 
										kaarten, verandering van stad en land in 
										vier eeuwen cartografie door Prof. De. 
										M.W. Heslinga e.a..
 - Ede/Wageningen.
 - Teixeira de Mattos, L.F., 1933. De 
										Waterkeeringen Waterschappen en Polders 
										van Zuid-Holland, Deel IV1, De Waarden 
										(Vervolg) Afd.II, Het land tusschen Lek 
										en Merwede etc. p. 171.
 - Trierum, M.C., A.B. Döbken en A.J. 
										Guiran ,1988. Archeologisch onderzoek in 
										het Maasmondgebied 1976-1986. Boorbalans 
										I, Rotterdam.
 - Ven, van de , 1996. Turfwinning in 
										Laag Nederland in de Middeleeuwen. 
										Tijdschrift voor de 
										waterstaatgeschiedenis 5 nr. 2, p. 
										41-46.
 - Vlierman, K.,1997. Van Zintelen van 
										Zintelroeden ende Mossen, 
										Scheepsarcheologoe I, Flevobericht 386 
										NISA/ROB.
 - Ypey, J., 1978. Zwaarden, Dorestad 
										supplement. Westerheem/ Spiegel 
										Historiael 13, nr.4, p.254-259.
 - Ypey, J., 1982. Europäische Waffen mit 
										Damarzierung, ROB overdruk nr. 176, 
										Sonderdruck aus: Arch. Korrespond.
 
										------------------------------------------------------ 
										
										Cees van der EschKerkbuurt 16, 3354XK Papendrecht, 
										augustus 2012
 Dit 
										artikel is een geactualiseerde versie 
										van verschillende publicaties.
 Het is aangevuld en/of gewijzigd in verband met 
								nieuwe inzichten en/of gegevens.
 
 |  |  |  |  |  |