Biesbosch.nu

Magazine september 2012


 

Terug naar inhoudsopgave


Klooster Eemstein historisch en
archeologisch benaderd

 

 


Deel 3
De geschiedenis van klooster Eemstein
A.L.J. van den Berg en drs. R.M.W.M. Beerens


Panelen St. Elisabethsvloed. Copyright Rijksmuseum.

Inleiding
Het terrein van klooster Eemstein in Zwijndrecht is de laatste eeuwen weggezakt in de vergetelheid. Ooit een plaats waar monniken samen leefden, nu een caravanstalling. Dit verhaal probeert het dagelijkse leven in het klooster te reconstrueren. Het probeert de vondsten van opgravingen en speurtochten van archeologen te combineren met geschreven bronnen en zo tot een interpretatie te komen.
De schrijvers pretenderen echter niet volledig zijn. Veel vondsten zijn in de loop der jaren verdwenen en ook veel archeologische sporen zijn meer niet te herleiden. Toch geeft dit artikel een aardig beeld van het leven in een klooster als Eemstein. Wij hopen dat dit artikel de eerste aanzet is tot een grotere archeologische publicatie van alle ooit bij klooster Eemstein gevonden voorwerpen.
Dit artikel is in 2007 verschenen in het jubileumboek Zwijndrechtse Wetenswaardigheden deel III. Deze publicatie betreft een volledig herziene en aangevulde versie.

Het rechterdeel van de St. Elisabethsvloed panelen geeft een deel van de Grote- of Zuid-Hollandse Waard weer, ca. 1490-1495.
© Rijksmuseum Amsterdam inv. nr. SK-A-3147-B

De geschiedenis van klooster Eemstein (deel 3)
Klik hier voor deel 1 in deze serie

klik hier voor deel 2 in deze serie

Klooster Eemstein en de Regel van Augustinus

In een oorkonde gedateerd 13 mei 1382[1] bekrachtigde de Utrechtse bisschop Floris van Wevelichoven de stichting van een kerk en een klooster op het landgoed Eemstein, dat onderdak zou bieden aan dertien reguliere kanuniken van Sint Augustinus onder leiding van een proost. Wie was deze Augustinus?  Wat hield zijn werk in? En vooral, hoe werden zijn regels nageleefd in klooster Eemstein? Voordat, verderop in dit schrijven - op de geschiedenis van klooster Eemstein wordt ingegaan - zal eerst antwoord worden gegeven op deze vragen.

In het jaar 397 stelde Augustinus voor zijn gemeenschap van clerici zijn regels, het Praeceptum, samen. Dit was een reeks voorschriften betreffende de kernvragen van het gezamenlijke leven: waarop is dat leven gericht? Hoe moet je met elkaar en elkaars zwakheden omgaan? Wat mag van de leiding worden verwacht? Het Praeceptum werd nog tijdens Augustinus’ leven aangevuld en gecombineerd met enkele teksten over de praktijk van het kloosterleven (Orde Monasterii en Obiurgatio). 

Augustinus van Hippo 354 - 430

Wie was Augustinus?

Aurelius Augustinus leefde van 354 tot 430. Hij werd geboren en stierf in de toenmalige gekerstende West-Romeinse provincie Afrika, het tegenwoordige Noordoost-Algerije en Noord-Tunesië. Daar kwam hij in het provinciestadje Thagaste (het tegenwoordige Souk-Ahras) ter wereld als zoon van een heidense vader en een vrome christelijke moeder. Hij overleed in Hippo Regius (het tegenwoordige Annaba), waar hij van 395 tot zijn dood bisschop was.

Op 21-jarige leeftijd werd hij leraar in zijn geboorteplaats en het jaar daarop vestigde hij zich in Carthago als leraar in de retorica. Zo omstreeks het jaar 383 verhuisde hij naar Rome en een jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar retorica aan de universiteit van Milaan.[2] Nog voor zijn bekering tot het christendom vormde Augustinus een kring om zich heen in een landhuis in Casiciacum, ten noordoosten van Milaan. Het doel van het verblijf daar vereiste eenzaamheid en die vond men buiten de stad.[3] In 386 vervolgens bekeerde hij zich tot het christendom en werd in 387 door Ambrosius, de bisschop van Milaan, gedoopt. Hierna keerde hij terug naar zijn geboorteplaats in Afrika.[4] Hier vormde Augustinus zijn tweede kring. Het doel van deze, kleine, gemeenschap was studie en meditatie.[5] In 391 werd Augustinus half tegen zijn wil tot priester en vier jaar later tot medebisschop (met het recht van opvolging van de bisschop van Hippo Regius) gewijd.[6] Van 395 tot zijn dood in 430 was hij bisschop van de kerk van Hippo Regius. Daar ontstond de derde gemeenschap, een monastieke.[7] In zijn functie van bisschop bleef Augustinus een sober kloosterleven leiden in zijn bisschoppelijke woning. Ongeveer met het ontstaan van de derde gemeenschap ontstond het kloosterleven in de Egyptische woestijn.[8] Hoofdkenmerk van dat leven was de beoefening van de ascese. Men wilde het kwaad in zichzelf bestrijden om zo tot innerlijke zuiverheid te komen en dat deed men op een uiterst strenge wijze. Augustinus stierf in 430 tijdens het beleg van en vlak voor de inname van Hippo door de Vandalen.[9]

De Regel van Augustinus (Praeceptum) [10] samengevat

Regel 1. Eendracht: woon eensgezind in uw huis en wees één van ziel en één van hart op weg naar God; noem niets uw eigendom, maar laat alles voor u gemeenschappelijk bezit zijn; leef allemaal eensgezind en in harmonie, en eer God in elkaar.

Regel II. Gebed: wijdt u trouw aan het gebed op de daarvoor aangewezen uren en tijden; individueel bidden behoort tot de mogelijkheid; wat uw stem uitdraagt, moet in uw hart omgaan; houdt u aan de praktische richtlijnen voor het zingen van psalmen en hymnen.

Regel III: Verzorging: vast en onthoudt u van eten en drinken, zoveel als uw gezondheid toelaat; luister naar de voorlezing onder de maaltijd; verschil in behandeling respecteren; zorg voor de zieken.

Regel IV. Gedrag: geef geen aanstoot door uw kledingdracht; het is principieel verkeerd de andere sekse te begeren of door hen begeerd te willen worden; draag de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor elkaars fouten.

Regel V. Gezamenlijke zorg: zoals u zich voedt uit één voorraadkamer, zo kleedt u zich uit één garderobe; al uw werk gebeurt in het gemeenschappelijk belang, en wel met groter inzet en meer energie dan wanneer ieder van u zijn eigen dingen zou doen ten bate van zichzelf; er mag zich in de ziel geen vuil ophopen door een overdreven verlangen naar schone kleren; wassen van het lichaam mag niet geweigerd worden als de gezondheid dat vereist, maar men mag het niet doen als men er zin in heeft terwijl het nergens goed voor is; bezoekt het badhuis nooit met minder dan twee of drie man; de ziekenzorg wordt toevertrouwd aan één man; wanneer het mensen ontbreekt aan de benodigde kledingstukken of schoenen en zij daarom verzoeken, krijgen zij die van de verantwoordelijken zonder uitstel verstrekt.

Regel VI. Conflicten: maak in het geheel geen ruzie of beëindig ruzies zo snel mogelijk; schenk elkaar wederzijds vergiffenis; houdt u aan de regels voor de houding tegenover minderjarigen in het klooster.

De regels van Augustinus

Regel VII. Leiding: de overste wordt gehoorzaamd als een vader; de taak van de overste is het dienen in liefde, het voorbeeld geven in goede werken, leidinggeven; gehoorzaam aan uzelf en aan de overste.

Regel VIII. Deze Regel: wees een liefhebber van geestelijke schoonheid; constateer dat u doet wat in deze regels staat. Daarom wordt dit boekje u eens in de week voorgelezen.

Hoe werden de regels toegepast in klooster Eemstein?

Op het moment dat de kloosterlingen toetraden, moesten ze afstand doen van al hun bezittingen, die dan uiteraard ten goede kwamen aan het klooster. Donaten moesten daarbij aanzienlijk meer inleveren dan bijvoorbeeld de leek. Donaten gaven al hun bezittingen aan het klooster en werden hiervoor levenslang onderhouden, zonder de kloostergelofte af te leggen. De leek legde wel de gelofte van gehoorzaamheid af  en op dat moment moest hij afstand doen van al zijn bezittingen. Er werd een strenge rangorde in het klooster gehandhaafd; hoe hoger men op de ladder stond, des te zwaarder waren de eisen die aan de desbetreffende werd gesteld.

De lekenbroeders, op de huurknechten na de laagsten in rang en met veel religieuze verplichtingen, moesten elke veertien dagen voor de voltallige kloostergemeenschap al hun grote en kleine zonden opbiechten om vervolgens in het openbaar vernederd en gestraft te worden. Een andere verplichting was het bijwonen van de dagelijkse gebeden.

Verder moesten de lekenbroeders even vaak vasten als de kanunniken. Normaal kreeg men na de kerkdienst van tien uur ’s ochtends de eerste maaltijd, dat was het middagmaal. Was het vastentijd dan at men een uur later. Per jaar werd er zo’n zeventien tot achttien maal gevast. Er was dan geen avondeten, alleen verdund bier. In de gevallen dat men wel at, werd er tijdens de maaltijd voorgelezen. Aanvankelijk mocht de voorlezer zelf niet eten, later versoepelde men deze regel en werd het de voorlezer toegestaan vooraf iets te nuttigen.

Om de kans te verminderen dat de kloosterlingen van Eemstein zondigden ofwel seksuele gedachten kregen, vonden er vijf maal per jaar aderlatingen plaats. Dit gebeurde door middel van bloedzuigers.

Monnik aan het werk in het scriptorium

Het gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor elkaars fouten ging in klooster Eemstein wel erg ver: iedere vrijdag vond er een schuldkapittel plaats, waarbij alle kanunniken aanwezig waren, en somde men de eigen zonden op. Anderen konden daar nog het nodige aan toevoegen. Hierna wierp de zondaar zich aan de voeten van de prior en vroeg om genade. De soort straf die de zondaar kreeg opgelegd was afhankelijk van de ernst van het vergrijp. Iedereen kwam aan de beurt; novieten, lekenbroeders en kanunniken, en in deze volgorde. Alleen de prior verzweeg zijn schuld. Hij werd alleen bij bijzondere gelegenheden aan de tand gevoeld. Op roddel over hetgeen zich tijdens het schuldkapittel afspeelde, stonden zeer strenge straffen.

Een overdreven verlangen naar schone kleren werd in de kiem gesmoord; ’s zomers en ’s winters, dag en nacht, droeg men dezelfde dikke pij. De onderkleding werd ’s zomers eens in de vier weken en ’s winters eens in de acht weken verschoond.

De novieten moesten op de dag van hun intreding voor de bisschop de gelofte afleggen en ontvingen van hem de hogere wijding. Dit betekende dat zij voortaan het geestelijke nastreefden en niet meer het stoffelijke. Men leefde enkel en alleen voor God en zijn eigen wil telde niet meer mee.

Uit bovenstaande kan men opmaken dat het leven in klooster Eemstein zowel mentaal als fysiek erg zwaar was. Dit had tot doel om al het lichamelijke en al het individuele te laten versterven. De ziel die zat opgesloten in de kerker van het lichaam, trachtte men te bevrijden, waardoor voor de ziel de weg naar de hemel open zou staan.[11]

 

Noten

[1] Vermeer (1986) p. 5 en p. 6.
[2] http://nl.wikipedia.org/wiki/Augustinus_van_Hippo   d.d. 14-11-2006.
[3] Hunink (2005) p. 7.
[4] http://nl.wikipedia.org/wiki/Augustinus_van_Hippo    d.d. 14-11-2006.
[5] Hunink (2005) p. 7 en p. 8.                                     
[6] http://nl.wikipedia.org/wiki/Augustinus_van_Hippo   d.d 15-11-2006.
[7] Hunink (2005) p. 8.
[8] Hunink (2005) p. 8.
[9] http://nl.wikipedia.org/wiki/Augustinus_van_Hippo. d.d 15-11-2006.
[10] Hunink (2005) p. 13-24 en http://utopia.knoware.nl/users/pvlt/regel/regelnl.htm  d.d 15-11-2006.
[11 Vermeer (1983) p. 17 en 18.

Afbeeldingen

Afb. 1 Augustinus van Hippo (354 – 430) Maker onbekend. Bron: Württembergische Landesbibliothek.
Afb. 2 Afbeelding van de eerste pagina van de Regel van Augustinus  Afschrift uit 1431 gemaakt in een onbekend klooster. Bron: Universiteit van Villanova.
afb. 3 Monnik aan het werk in het scriptorium Maker onbekend. Bron: www.Fromoldbooks.org
d.d. 21-01-2007.

Einde deel 3

reageer op dit artikel

 

 

Terug naar inhoudsopgave

Niets uit deze pagina mag worden gepubliceerd zonder toestemming van de auteur(s).
Ongevraagd gebruik van andermans beeldmateriaal is strafbaar.
2012 © Biesbosch.nu