Biesbosch.nu

Magazine mei/juni 2009


 

Terug naar inhoudsopgave

De geschiedenis van de
     
Sliedrechtse Biesbosch (deel 1)
Door Cees van der Esch

Amateurarcheoloog Cees van der Esch wroet al sinds zijn jeugd in de bodem op zoek naar sporen uit het verleden. Het Eiland van Dordrecht en in het bijzonder de Sliedrechtse Biesbosch hebben hierbij zijn speciale aandacht. Jarenlang deed hij verslag van zijn opgravingen in het tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke vereniging van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, en het regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken' van de afdeling Lek-en Merwestreek.

In samenwerking met Biesbosch.nu gaan we een deel van zijn werk opnieuw publiceren. Zo krijgt u een prachtig inkijkje in de ontstaansgeschiedenis van de Sliedrechtse Biesbosch; een gebied vol tegenstrijdigheden en met een niet mis te verstane historie.

Cees van der Esch aan de oever van de Beneden Merwede. Copyrights Henk van de Graaf.

Houweninghen onder de loep
 deel 1

(vondsten van een voormalig dorp in de polder Ruygten bezuiden den Peereboom)

Inleiding
Op zaterdag 9 oktober 1983 hebben leden van de afdeling Lek- en Merwestreek, interessante, laatmiddeleeuwse vondsten
gedaan in de polder Ruygten bezuiden den Peereboom. Deze polder is een onderdeel van de Sliedrechtse Biesbosch, het meest noordoostelijke gedeelte van de tegenwoordige Biesbosch (zie afb. 1).
Dit gebied bestond oorspronkelijk uit verschillende waarden.
Na afdamming van de belangrijkste rivieren, ontstond in de 13de eeuw door samenvoeging van het Land van Altena en Heusden de de Langstraat één groot waterschap. In de 14de eeuw genaamd de "Grote Waard". Deze werd vele malen door rivier- en zeewater geteisterd. Uiteindelijk viel de genadeslag in de nacht van 18 op 19 november 1421, door de zogenaamde Sint-Elisabethsvloed.

Vondsten
Zo nu en dan vernemen wij, dat door graafwerk vondsten uit die tijd worden gedaan. Zo ook in deze polder. De pachter, de heer H. Groeneveld, vertelde ons, dat er in 1937 een heuvel is afgegraven waar veel stenen uit te voorschijn kwamen. Ook bij het uitbaggeren van een sloot kwamen stenen te voorschijn.
Wij besloten dan ook, door bemiddeling van de heer H.A. de Kok, de oppervlakte van de bouwpolder af te zoeken en boringen tot 1.50 meter diep te verrichten. Hierbij vonden we al direct aardewerkfragmenten van uiteenlopende makkelijk, zoals fragmenten van de Paffrath kogelpot, 12de eeuw en eerste helft 13de eeuw, verschillende fragmenten van vroeg steengoed èn het latere materiaal uit Siegburg, dat tot en met het eerste kwart van de 15de eeuw voorkwam.
Ook de producten die hier te lande vervaardigd werden ontbraken niet, namelijk gesmoord- en spaarzaam geglazuurd, rood aardewerk van grapen, waterkannen, koekenpannen, ed.
Verder vonden we randfragmenten van borden die met slibtechniek versierd waren. Voorts enkele botfragmenten, resten van ijzer en twee opgerolde stukjes lood, die dienst hebben gedaan als verzwaring bij de drijfnetvisserij
(1)

Sliedrechtse Biesbosch. Copyright Henk van de Graaf.


Luchtopname van het Oostelijke deel van de Sliedrechtse Biesbosch.
Rechts, onder de vleugel, ligt de Kop van de Oude Wiel. Hier splitsen de rivieren de Beneden,- Boven,- en de Nieuwe Merwede zich. Bovenin liggen, doorsneden door het Kanaal van Steenenhoek, Neder- en Boven-Hardinxveld. Onderin slingert de Sneepkil zich een weg door
het voormalige landbouwgebied. Het gebied waar de voormalige 'Houweningenaars' woonden.
Copyright Henk van de Graaf.

Op de bodem en in het talud van een sloot ± 75 meter ten zuiden van de voormalige heuvel, troffen wij tot onze verbazing drie fragmenten van een gemetselde fundering aan. De dikte van het stuk wat zich in het talud bevond  bedraagt ± 60 à 65 cm; de fundering is opgetrokken uit kloostermoppen met een formaat 29x14x6,5 cm, maar gecombineerd met een veel kleiner formaat, namelijk 22x10,5x5cm.

De onderzijde van dit gedeelte, ligt op slechts 1.25 meter beneden het maaiveld. Dit moet een stuk zijn die met het maken van de sloot daarin is gedumpt (en anders is er, zeg omstreeks 1500 gepoogd een nieuw gebouwtje neer te zetten).

In het centrale deel van de Biesbosch zijn bij baggerwerkzaamheden al eerder muurrestanten naar boven gehaald, maar op veel grotere diepten
.(2) Deze waren afgedekt door een dik kleipakket. Gezien de grootte van de Biesbosch zijn de teruggevonden restanten van de voormalige woonplaatsen betrekkelijk gering in aantal. Door de eeuwenlange eb- en vloedwerking is het oude
polderpatroon voor een deel verwoest met name waar geulen zijn ontstaan.

De Biesbosch, detail met boven een rand van de Alblasserwaard, gekleurde gravure, ongesigneerd, ongeveer 1730. Foto Cees van der Esch. Copyright GAD ill. 91³

 
De Biesbosch, detail met boven een rand van de Alblasserwaard, gekleurde gravure, ongesigneerd, ongeveer 1730. Foto Cees van der Esch onder copyright van GAD ill. 91³.

Ook zijn er dikke lagen zand en klei afgezet. Door de geringe diepte van onze vondsten moeten we concluderen, dat deze strook langs de Merwede, één van de gebieden is met de minst gestoorde ondergrond. Oudheidkundige vondsten kunnen we dus eerder hier verwachten. Juist deze plaats is voor een uitgebreide opgraving zeer gunstig te noemen; geringe diepte en een betrekkelijk ongestoorde ondergrond.
Dit geldt bijvoorbeeld niet voor Craayestein, het westelijke ambacht van het oudste Sliedrecht, ook verlaten na 1421, (in de loop van de tijd werd deze parochie verdeeld in drie ambachten, van oost naar west: Kort Ambacht, naast Houweninghe, Lang Ambacht en Craayestein). Nu is dit gebied voor het grootste deel verstoord door
havens, industrie, recreatieparken en de stort bij de Derde Merwedehaven (3).
Wordt vervolgd.

Cees van der Esch
Papendrecht, 2009
Dit artikel is de bijgewerkte versie van het originele artikel uit 1985.
 Het is aangevuld en/of gewijzigd in verband met nieuwe inzichten en latere opgravingen (1988 - 1990).

 

Noten
(1) Th. H. van doorn, Terminologie van de riviervissers in Nederland. Assen, 1971, hoofdstuk 3, 55.

(2) Zo stootte in 1967 een zandzuiger in het Gat van de Hardenhoek ten oosten van de Jantjesplaat op veel puin. Vermoedelijk bevond zich hier het dorp Erkentrudenkercke, ten noorden van de Maas. Het puin bestond uit hardsteen en kalkstenen fragmenten van de kerk, voornamelijk traceringen van ramen/vensters. (H. Halbertsma, Nieuwsbulletin KNOB, afl. 4, april 1967). Zelf trof ik in de zestiger jaren kloostermoppen aan in het Zuidergat van de Visschien en het Gat van Lijnoorden.
(3) Van der Esch 1965, p. 158. Hier lag ongeveer de kern van het eigenlijke Sliedrecht. Het ambacht Craayestein werd genoemd naar het kasteel. In november 1889 werd hier uit de Merwede een zandstenen leeuw en stukken muur opgehaald. Het beeldhouwwerkje bevindt zich nu in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het huidige Sliedrecht aan de noordzijde van de Merwede werd tot in de 16de-eeuw Over Sliedrecht genoemd.

Het originele artikel werd reeds eerder gepubliceerd in
tijdschrift Westerheem van de landelijke vereniging van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, en het regionale kwartaalblad Grondig Bekeken van de afdeling Lek-en Merwestreek.
Copyrights Cees van der Esch.

 

Terug naar inhoudsopgave

Niets uit deze pagina mag worden gepubliceerd zonder toestemming van de auteur(s).
Ongevraagd gebruik van andermans beeldmateriaal is strafbaar.
2009 © Biesbosch.nu