Biesbosch.nu

Magazine maart/april 2008

 
 

Terug naar inhoudsopgave

Ies Zonneveld. Copyright Jacques van der Neut.De geschiedenis van een estuarium
(Deel 6)
Ies Zonneveld

(Over het zoetwatergetijdengebied, zoetwatergetijdenvolken,
klepduikers en de bakermat van de Hollandse cultuur van polderjongens
en handelaren)

Inleiding
Ies Zonneveld. Copyright Jacques van der Neut.
Zijn bijnaam 'Ies van de Bies' is ergens in de tijd verzonnen door wijlen Prof. dr. Victor Westhoff (een gezaghebbend plantkundige). En die naam dekt aardig de lading.

Ies Zonneveld, inmiddels 83 jaar oud, is een begrip in Biesboschkringen. Vijftig jaar lang struinde hij als landschapsecoloog door de Biesbosch en bracht het proces van ‘opgorzen en aanwassen’ in kaart.
 
Hij publiceerde in tijdschriften en schreef boeken die een belangrijke bijdrage zouden leveren aan het kennisniveau van zoetwatergetijdengebieden.

Jacques van der Neut (boswachter in de Biesbosch) kreeg exclusief voor Biesbosch.nu een serie artikelen over de ontstaansgeschiedenis van het estuarium. Hierin doet Zonneveld een aantal pittige uitspraken over falend waterbeheer in ons land en een schrijnend gebrek aan historisch besef bij zowel bevolking als deskundigen.


De geschiedenis van een estuarium
(en de uitvinding van de sleutel van de Nederlandse beschaving)

Deel 6: Baggeren
 

Toen de reeds vroeg ingepolderde Grote Waard dan ook begin 15 eeuw herhaaldelijk werd geplaagd door stormvloedrampen, twee daarvan op St Elizabethsdag (18 November, zie Romein 1961)) met tussen pozen van slechts enige jaren, de laatste in 1421 begint ondanks herhaalde pogingen tot herstel, de definitieve ondergang.
Uit de felle reacties van kroniek schrijvers en dramatisering van het wegvallen van  het hart uit een zo welvarend lid van de bonte verzameling van Europese Graafschappen, Hertog- en vorstendommen en wat grotere landen, blijkt hoe hoog de waardering was geworden voor de uit het zoetwatergebied voortgekomen technische en politieke ontwikkeling.
De toename van de techniek van dijkenbouw en drainage maakte dat de verworvenheden dank zij het Zoetwatergetijdenkarakter, nu ook in het zilte estuarium en ook zelfs in de lage te bemalen (klei op) veen gebieden er omheen, konden worden toegepast. Tegelijk werd juist het oorspronkelijk Zoetwatergetijdengebied het zwaarst getroffen door de nadelen van de drainage, de ongenuanceerde ingezet via die klepduiker, die we eerder terecht de ”sleutel van de Hollandse beschaving” noemden.

Stenen duiker door de dijk van Polder Maltha/Ruigt of Reugt.
Copyright HenkvandeGraaf/www.stockburo.nl

Hoewel het verval in werkelijkheid vermoedelijk niet in enkele dagen plaats vond zoals de traditie wil, maar meer een geleidelijk proces was met meer (terug)vallen dan op staan (zie Cleveringa et al. 2004, Hendriks et al. 2004), noodde de ondergang van zo een beroemd gebied tot de reeds vermelde dramatisering en overdrijving (zie o.a. Van Someren 1841.

Het positieve van de onherstelbare ondergang was dat het zoete estuarium, dat dank zij zijn eigen potenties zich zelf als natuurlijk landschap nagenoeg geheel had gedenatureerd tot akkers en urbane gebieden, zich lokaal weer van voren af aan kon gaan ontwikkelen. Zo herleefde in de Biesbosch op aanzienlijke schaal de processen en stadia van het natuurlijke zoetwater estuariummilieu, die nog slechts op beperkte schaal langs oude Maas en Merwede in stand waren gebleven. De mens eiste daarbij echter naast de natuurlijke factoren een aanzienlijke rol op. Aanvankelijk ontstond zo, gedwongen door de overmacht van de natuur en de lessen uit het verleden, een geleidelijk, bijna “duurzaam" proces van een ontwikkelend zoet estuarien landschap.

In de beginfasen is er nog het relatief simpele oogsten van natuurlijke hulpbronnen als biezen (waaraan het gebied zijn naam ontleent) en vooral visserij en jacht, zij het ook al met geperfectioneerde methoden als de uitvinding van de beroemde eendenkooi die in inventiviteit niet onderdoet voor de klepduiker. De rietcultuur op begreppelde rietgorzen, maar bovenal de hakgriend cultuur met bekaden grienden gedraineerd via de aloude klepduiker (in honderden exemplaren) zijn voorbeelden van een DUURZAAM arbeidsintensief gebruik van natuurlijke hulpbronnen waar mens en natuur elkaar aanvullen als basis van een destijds, hoogwaardige productie. 
De natuurlijk processen van landgroei, inklinking en opslibbing onder dagelijkse (tot wekelijkse) directe invloed van het getij, horend bij een estuarium uitmondend in een relatief stijgende zee blijven daarbij intact. De oudere grienden met rijpere bodem wisselden af, al naar de economische toestand dat stimuleerde, met laag bekaden graspolders die in het pre-kunstmesttijdperk zeer gewilde waren voor vetweiderij en winning van hooi als energie basis voor het paard, de voornaamste trekkracht in die dagen. De vruchtbaarheid werd immers gehandhaafd door overspoeling met rivierwater in het winter halfjaar.

De griend cultuur die op hoogwaardige producten als hoepelhout voor (haring)vaten en allerlei geriefhout voor gebruik in land- en tuinbouw was ingesteld, harmonieerde via het bijproduct rijshout, met de karakteristieke zoetwatergetijdenindustrie als baggeraars en bouwers van dijken, de voorzetting van de ingenieuze uitvinding van de klepduiker waar het allemaal mee begon. Vooral na de rampen van de Elizabethsvloeden groeide die bedrijvigheid uit tot de top van de  “Worldwide, Dredge and, Drain” industrie, waarvan de aannemers zich vestigden langst de randen van de voormalige Zuid-Hollands waard zoals in Sliedrecht, Papendrecht, Werkendam, Hardinxveld, Geertruidenberg, Drimmelen en Zwaluwe.

 Er is nog een bloeiende scheepvaartindustrie langs de rivieren. Daar  waar het allemaal begon.
Hier het baggervaartuig Oranje aan de werf De Merwede in Hardinxveld-Giessendam.
Copyright HenkvandeGraaf/www.stockburo.nl

Ze zijn veelal opgekomen van uit de griendcultuur waar het dagelijks werk van begreppelen, bekaden, de plaats van  de klepduikers uitdokteren en aanleggen, naast het wilgenhout verzorgen en uiteindelijk hakken, alles te maken heeft met waterbouw in het klein.
Ies Zonneveld. Copyright Jacques van der Neut.Hoewel niet het hoofd product (dat was hoephout voor haringvaten en hoogwaardig geriefhout voor de land- en tuinbouw) was rijshout een belangrijk afzetproduct voor de waterbouw zoals zinkstukken en allerlei beschoeingswerk. Het kwam dan ook veel voor dat griendwerkers die 
’s winters werkzaam waren in de griend ’s zomers aan de andere kant van de wereld bezig waren met het toepassen van rijshout bij waterwerken aldaar. Het is zo niet toevallig dat toponiemen die met die griend cultuur te maken hebben, zoals van (N)Oord (Oord of  Oirt = een Oudnederlandse benaming voor griend) en Hakkers weerklinken in de top van die aannemerskringen (zie Cohen & Poiesz 2005, Van Oord 2001, Van Oord familie 1999).

 

Reageer op dit artikel


Tekst: Ies Zonneveld.
Foto's Henk van de Graaf en Jacques van der Neut.

Terug naar inhoudsopgave

Niets uit deze pagina mag worden gepubliceerd zonder toestemming van de auteur(s).
Ongevraagd gebruik van andermans beeldmateriaal is strafbaar.
2008 © Biesbosch.nu