Biesbosch.nu

Magazine februari 2014


 

Terug naar inhoudsopgave


De geschiedenis van een lintdorp
een zoektocht naar de identiteit en ziel van Papendrecht
Henk van de Graaf
 

 


Deel 1
De geschiedenis van een lintdorp
Henk van de Graaf


Inleiding
In deze nieuwe serie laten wij u kennis maken met het fenomeen lintdorp. Het ontstaan van de lintdorpen in het Benedenrivierengebied ligt grofweg rond het jaar 1000/1200. Langs de dijken lagen vele lintdorpen, dorpen die eeuwenlang uit niet meer dan een paar honderd inwoners bestonden. De dorpen die dichtbij de Biesbosch lagen haalden een niet onbelangrijke deel van hun inkomsten uit diezelfde Biesbosch. Hoewel elk dorp van elkaar verschilden in bevolkingsopbouw, economische activiteiten, religie, maatschappelijke- en culturele ontwikkeling (en de niet te vergeten dorpse eigenaardigheden) hebben ze toch veelal dezelfde ontstaansgeschiedenis.

Deze serie bestaat uit twee delen. In deel 1 beschrijf ik de ontstaansgeschiedenis van Papendrecht en stel ik de vraag of dit lintdorp een eigen identiteit heeft.
Het begrip lintdorp is nog relatief onbekend en heeft tot op heden nog weinig aandacht gehad van historici. Toch heeft een lintdorp een heel andere ontwikkeling dan dorpen die zonder rivier, en dus niet langs dijken of 'rond de kerk' ontstonden.
Door de wijze van ontginnen van het veen/moerasgebied, de kansen die het vruchtbare rivierenlandschap  bood en de bijzondere (cope)kontrakten die de ontginners hadden met de leenheer hebben de dorpen individueel een unieke, maar in het algemeen gesteld toch ook weer identieke wijze van ontwikkeling ondergaan
.

In deel 2 gaan we op zoek het kloppende hart van een lintdorp. Heeft een lintdorp een ziel? We gaan op zoek naar de ziel Papendrecht, een dorp onder de rook van Dordrecht maar, anders dan het stadse Dordrecht, met een eigen (Alblasserwaardse) agrarische ontwikkeling.
Veel leesplezier.

De geschiedenis van een lintdorp (deel 1)

Er moet wat af geploeterd zijn door de eerste pioniers die hier in de 11de en 12de eeuw neerstreken om de veenmoerasgebieden van wat nu de Hollandse Delta heet met de hand te ontginnen. Maar tegenover het harde werken die het openleggen van een dergelijk gebied met zich meebracht stond iets zeer aantrekkelijks; een zekere vrijheid van handelen en ontheffing van belastingen aan de graaf of leenheer.

Inleiding
Zijn de karaktereigenschappen van deze noeste werkers nog in de huidige Papendrechter aanwezig? Met andere woorden; stroomt het bloed van die eerste pioniers nog in de aderen van de huidige Papendrechter? Dit is de kernvraag die centraal staat in dit document.

Je kan het een prestatie van formaat noemen om een ruig landschap om te zetten in economische rendabel gebied. Daar is een pioniersmentaliteit voor nodig. (Ge)harde werkers dus. Het is verleidelijk om de goede eigenschappen die dit bijzondere volk zeker gehad moet hebben ook toe te dichten aan de huidige generaties Papendrechters. Maar kunnen we dit zomaar doen? Kun je een 900 jaar geleden ontstane kolonistensamenleving met unieke karaktereigenschappen ongestraft vergelijken met de 900 jaar later levende, huidige inwoners van Papendrecht? Heeft de Papendrechter überhaupt iets ‘eigens’, iets unieks, iets wat we een eigen identiteit kunnen noemen; karaktereigenschappen die anderen niet hebben?
In dit document gaan we proberen vanuit een historisch perspectief antwoord te geven op de wel of niet bestaande identiteit van een lintdorp en zijn bewoners; oftewel de Papendrechter.

De eerste bewoners
Ze moeten een groot aanpassingsvermogen hebben gehad, de eerste Papendrechters, omdat het gebied onder hun handen steeds veranderde en zij zich daar steeds aan moesten aanpassen. De grootste verandering na de ontginningen kwam toen het ontgonnen land begon in te klinken door ontwatering en oxidatie van de bovenlaag van het veen. De oxidatie ontstond door het ‘scheuren’ van het land door ploegen en bij aanhoudende droogte. Hierdoor raasde er soms enorme stofwolken door de Alblasserwaard die het leven bemoeilijkte en de gezondheid van de mensen aantasten. Milieuproblemen zijn van alle tijden.

Door aanhoudend wateroverlast vanaf de dertiende eeuw moesten de landbouwers daardoor langzamerhand overschakelen naar veeteelt. Dramatisch waren de vele overstromingen die de Alblasserwaard regelmatig teisterden. Sinds de 13de eeuw, 200 jaar na de eerste ontginningen stond de Alblasserwaard regelmatig kortstondig of langdurig onder water door stormvloeden of hoog bovenwater (ijsdammen). Dit ging vooral gepaard met verlies van de kurk waarop de economie van de grote polder dreef; landbouwproductie  en weer later veeteelt en de daarmee de handel naar de uit zijn voegen barstende en hongerige stad Dordrecht. Het verlies aan mensenlevens door deze overstromingen viel over het algemeen wel mee maar door het verlies aan goed en have viel de bevolking steeds weer terug in armoede.
Ook het oorlogsgeweld waarbij regelmatig plundertochten door de waard werden gehouden door rivaliserende partijen deden geen goed aan de verdere ontwikkeling van het gebied. Tenslotte waren er de ziekten waarbij de zwarte pest misschien nog wel het meeste tot de verbeelding spreekt. Dit kon een dramatische teruggang in de bevolking teweeg brengen waarbij niemand werd gespaard. Toch keerde de bewoners steeds terug en bouwde weer op wat verloren was gegaan.

Een op het eerste gezicht een liefelijke tafereeltje in de polder, maar bij nader inzicht en voor onze begrippen toch tamelijk dramatisch. Links op de achtergrond een nettenboeter bezig met de reparatie van netten, niemand lijkt verstoord door vrouw en de man die aan de galg zijn opgehangen, in het midden zijn vissers druk met hengels en netten, rechts schiet een jager, met aan zijn voeten een hondje, een eend, toeschouwers langs het water en op de dijk een paard en wagen met hooi. Overigens stonden galgen meestal in de directe omgeving van de stad. Het afschrikwekkende beeld moest immers preventief werken.
 
Hendrick Avercamp (1595-1634). Bron Rijksmuseum.

Kunnen we een identiteit afleiden uit lokale omstandigheden? Ontleenden deze mensen hun identiteit aan de geografische opbouw van het landschap en de problemen die het leven in die tijd gaf. Om te komen tot een historisch juist onderbouwde conclusie over de karaktereigenschappen en identiteit van de Papendrechter zullen we dieper onder de oppervlakte moeten zoeken naar de intenties en verlangens van de vroege bewoners en bovenal de verbanden bloot moeten leggen tussen hen en diegene die het meest belang hadden bij het economisch rendabel houden van het gebied.

De ‘Cope-regelingen’
Cope betekend letterlijk; een afspraak tussen koper en verkoper. Het woord is ontstaan in de ontginningsperiode van de 11de en 12de eeuw. Het gaat hierbij om de afspraak die de graaf of zijn leenman had met de ontginner/kolonist.
Het woord ‘cope’ is in deze context  voor het eerst gebruikt in de Nederlandse taal. Als er nog een identiteit van de Papendrechter doorklinkt vanuit de Middeleeuwen dan komt dit voort uit de betekenis van dit woord; cope.
De regelingen die verbonden waren aan de ‘cope-ontginningen’ (er waren ook andere ontginningscontracten) hadden grote bestuurlijke- en maatschappelijke gevolgen.
Het kenmerk van deze regeling tussen de graaf/leenman en de kolonist was de vrije en volledige beschikking over de grond die men in bezit had. Er was binnen dit eerste bestuurlijke systeem dus geen sprake van vrijen en onvrijen van de graaf. Toen de verschillende ontginningen aaneengesloten raakten waren er binnen deze eerste (dorps)verbanden geen feodale tradities. De graaf benoemde een schout die samen met de grondgerechtigde de lagere of hogere rechtspraak uitoefende.

Links een afbeelding uit de Sachsenspiegel, een beeldverhaal uit de 13de-eeuw. Dit magnifieke boekwerk geeft een prachtig beeld van de Middeleeuwse samenleving en regelgeving. Het geweldig geïllustreerde boekwerk is online in te zien op: www.sachsenspiegel-online.de.
Rechts een afbeelding van het afstaan van tienden (de elfde schoof).

De ‘eerste Papendrechters’ genoten dus vrijheden (als beloning voor het ontginningswerk) die anderen niet hadden. Het feodale systeem (waarbinnen lokale gezagsdragers in overleg met de inlanders eigen rechten en plichten afspraken) gaf hen de mogelijkheid om een eigen beleid te ontwikkelen voor het te besturen gebied. 
Leven en werken binnen een dergelijk systeem van vrijheden waarbinnen overleg bestond tussen de verschillende belangengroepen over de rechten en plichten moet invloed hebben gehad op het karakter van de mensen erin leefden.

Kloosters en de monniken speelden een belangrijke rol in de ontginningen. Een naam van een ontginner die is overgeleverd is die van Priester Hendrik uit Jacobswoude. In 1113 ontgon Henrik, in opdracht van de aartsbisschop van Bremen en Hamburg, met een groep ‘Hollanders’ grote stukken wildernis in Noordoost Duitsland te ontginnen. Priester Hendrik was waarschijnlijk de eerste die de ontginningstechniek exporteerde buiten de landsgrenzen.
 


In deel 2 komen de heervaart, naastingsrecht en tiendrechten aan bod.

Aan dit essay hangen drie bijlagen. Twee bijlagen kunt u alvast inzien.
Bijlage 2: Hierin ook boekentips en linken naar lopende onderzoeken naar de Grote ontginningen.
Bijlage 3: motivatie voor dit essay en Papendrechtse bronnen.
 

reageer op dit artikel

 

 

Terug naar inhoudsopgave

Niets uit deze pagina mag worden gepubliceerd zonder toestemming van de auteur(s).
Ongevraagd gebruik van andermans beeldmateriaal is strafbaar.
2014 © Biesbosch.nu